Je hoort je kind klagen. Het is ook lastig dat hij dingen moet die zijn gehandicapte broer niet hoeft. Of dat de broer iets wel mag wat hij niet mag. Het voelt oneerlijk.
Laten we eerlijk zijn..dat is het ook eigenlijk. Hoewel je kind met een beperking misschien niet alles kan, is het belangrijk om de brussen (BRoer of zUS van een kind met een beperking) hierin mee te nemen.
Wanneer de brus niet weet waarom hun broer of zus anders is, kan de brus zich oneerlijk behandeld voelen.
Hoe zou jij het vinden als jij wel bijvoorbeeld een heerlijk stuk taart niet krijgt en je broer wel. Daar wordt je toch ook boos om.
En wanneer dit (verschillen/oneerlijkheid zich vaker voordoet kan het zelfs de relatie schaden. Het vertrouwen in de ander. flexibel zijn. Het begrip en samen dingen doen. Jaloers gedrag kan ontstaan.
Dit hoeft niet zo te gaan.
Als een Brus niet weet wat er aan de hand is met zijn broer of zus, is het voor hem of haar heel moeilijk om het ‘andere” gedrag te aanvaarden.
Het is goed om hier open met Brussen over te praten.
* Wat kan het gehandicapte kind wel en wat niet, en waarom. Is dit tijdelijk of voor altijd?
*Geef ruimte aan emoties, bijvoorbeeld door te zeggen dat je begrijpt dat dit niet eerlijk voelt. Dat hij of zij er best van mag balen.
TIP: Je zou binnen de mogelijkheden van je kind met een beperking ook kunnen kijken naar welke opdrachtjes hij wel kan, bv vuilnis aan de weg zetten, hij draagt de zak. Of zelf het bord na het eten naar de keuken brengen.
Zet afspraken maar eens (met je Brus) op papier. Wat verwacht je van het ene kind, wat van het ander.
Daarmee laat je zien dat het andere kind wel wat moet, maar binnen zijn of haar mogelijkheden.